Interview with Tess Jacobs

Wie af en toe in ‘De Muze’ of de ‘Hopper’ een pintje drinkt, heeft Egor waarschijnlijk al eens bezig gehoord. Momenteel volgt hij een opleiding Saxofoon aan het Conservatorium van Amsterdam en deelt hij zich in duizend stukken om aan verschillende projecten in België en Nederland mee te werken.

“Op mijn zes jaar ben ik begonnen met saxofoon spelen. Daar zit eigenlijk wel een grappig verhaal achter. Ik was aan het gamen, of in elk geval toch iets aan het doen wat totaal niets met muziek te maken had, toen mijn vader mij ‘om te lachen’ eens op zijn saxofoon liet blazen. Toen dat lukte, schrok hij natuurlijk, omdat hij ervan overtuigd was dat dat absoluut niet zo ging zijn. Uiteindelijk ben ik daardoor muziekschool beginnen volgen.”

“Ik heb in de muziekschool van Lier eerst drie jaar klassieke sax gespeeld in combinatie met klassieke notenleer, zoals dat bij iedereen wel gaat. Daarna ben ik vroegtijdig doorgestroomd naar de jazz-afdeling. Mijn leerkracht, Han Flintrop, heeft mij in veel richtingen geduwd, waar ik hem nu nog steeds dankbaar voor ben. Tot op de dag van vandaag vraag ik me tijdens het lesgeven vaak af: ’hoe zou die gast dat gedaan hebben?,’ dat is wel zalig.”

“In het tweede middelbaar, toen Han Flintrop potentieel in mij begon te zien, vroeg hij me hoe ik er tegenover stond om van saxofoon echt mijn studierichting te gaan maken. Als twaalfjarige dacht ik niet echt verder na over de toekomst, dus was mijn antwoord ‘ik zou dat wel cool vinden,” lacht hij. “Mijn interesse in de ASO-richting die ik voordien volgde nam af naarmate ik meer met saxofoon bezig was. Toen mijn ouders dat zagen raakten ze er toch van overtuigd dat KSO misschien niet zo’n slecht idee zou zijn. Uiteindelijk is dat een goede keuze gebleken, omdat ik op De Kunsthumaniora écht ben beginnen studeren. Na een jaar werd het dan ook duidelijk dat het me echt wel lag.”

“Het is een grote overstap om in een school met zo veel ruimte en mogelijkheden terecht te komen, wanneer je uit een katholiek college komt. Door de ruimte die ik kreeg heb ik veel zalige, maar ook veel klote momenten meegemaakt. Uit die klote moment heb ik wel dingen geleerd waar ik op dit moment nog steeds veel profijt aan heb.”

“In het derde middelbaar heb ik voor de eerste keer in ‘De Muze’ gespeeld. Ik vind het nog steeds zalig om hier te spelen. Het blijft een leuke meeting spot om samen met anderen te experimenteren, met nieuwe muzikanten samen te werken en verschillende bezettingen uit te proberen. Het niveau in Amsterdam is echt op zijn  Amerikaans. Op vlak van muziek maken zijn ze zo Spartaans ingesteld, dat wanneer je iets niet kan, ze geen blad voor de mond nemen. Hier in ‘De Muze’ voelt het daardoor als een soort speeltijd. Dat doet echt deugd. De muzikanten die hier rondom mij staan op het podium, blijven natuurlijk ook muzikanten waar ik enorm naar opkijk. Ik probeer dan ook altijd mensen te vragen waaraan ik iets aan heb, zowel op persoonlijk, als op muzikaal vlak, zodat ik mezelf kan blijven ontwikkelen. Misschien is dat een beetje egoïstisch, maar het blijft natuurlijk wel mijn job.”

“Om Amsterdam en Antwerpen te kunnen combineren moet ik veel in de auto zitten. In het begin vond ik dat heel vermoeiend, maar de laatste tijd onderga ik dat gewoon. Het begint een soort meditatie te worden. Ik neem mijn gedachten onder de loep zodat er niets meer van overblijft, en na een half uur is het gewoon een kwestie van anderhalf uur no brainen. Dan kan ik er weer even tegenaan.”

“De mentaliteit in Amsterdam is heel anders. De gemiddelde Amsterdammer is veel meer in your face. Daarom is het een heel goede plek om bij te leren. Het is een oude stad, maar het tempo van leven ligt er veel hoger dan hier.”

“Toen ik in het tweede jaar van het conservatorium zat, en mijn naam eindelijk echt begon rond te gaan, had ik weinig projecten die me echt uitdaagden. Er zijn heel veel muzikanten rondom mij die dat gevoel nog steeds hebben. Toen fantaseerde ik wel eens over andere studierichtingen. Ik ben ook heel erg geïnteresseerd in de computerwereld, bijvoorbeeld. Maar op dat moment begonnen er enkele projecten te rollen, waardoor ik nu op een punt ben gekomen dat ik juist wat meer snak naar vrije tijd. Dat hoort erbij, denk ik. Ik zou nu vooral rust willen hebben, om beter te kunnen worden. Het lijkt nu alsof ik zo veel werk, dat ik geen vooruitgang meer kan boeken. Dat is denk ik een kwestie van ouder worden op muzikaal vlak en daarmee leren omgaan.”

“Toen blackwave. nog maar net bezig was en ze al op Pukkelpop mochten spelen, wilden ze er graag blazers bij. De pianist heeft mij toen samen met Willem, één van de frontmannen, gecontacteerd. Ik heb voorgesteld om ook een trompettist mee te nemen, omdat dat volgens mij veel cooler zou zijn. Met alle muzikanten van de band heb ik in de klas gezeten. Het is echt cool om terug te mogen samenwerken. Dat is echt een privilege.”

“Bij blackwave. moet het totaalpakket echt kloppen. Als ik iets moet doen wat ik niet gewend ben, zal ik dat doen om de show beter te maken. Daar draait het om, om een afgewerkt product af te leveren. Het ego van de muzikanten is totaal niet van tel, want dan krijg je echt vage toestanden. Uiteraard heeft iedere muzikant zijn eigen input, Willem en Jay hebben dan ook enkel muzikanten gevraagd waarvan ze zeker zijn dat ze een meerwaarde kunnen betekenen. Blackwave. mikt echt naar de sterren. Het is niet omdat ze nu succesvol zijn dat ze stoppen met werken, in tegendeel. Wij hebben op drie weken tijd tien volle repetitiedagen gehad voor de aankomende show in de AB. Wij begrijpen dat ook allemaal.”

“Ik heb het geluk dat ik aan veel diverse projecten kan werken. Collective Conscience is een project in samenwerking met Bram Vanhove dat me echt uit mijn comfort zone trekt, omdat het heel intensieve muziek is. Aan de andere kant heb ik dan de meer commerciële projecten zoals blackwave., een tal van DJ-werk en -sessies en dan zijn er nog mijn jazzprojecten. Het is de combinatie die het voor mij interessant houdt. Het geeft me veel meer kleurenpaletten om mijn eigen sound te vinden. Bij elk project moet je anders spelen en dat lokt u echt uit uw kot. Op Rock Werchter zal ik totaal anders spelen dan hier in De Muze. Je kan niet heel uw technische kennis op 12 muzikale maten lanceren, daar heeft ook niemand iets aan. Als ik enkel jazz zou doen, zou ik daar niet ongelukkig van worden, maar het zou mijn ontwikkeling ook niet stimuleren.”

“Mijn album dat gaat uitkomen is iets waar ik heel erg naar uitkijk. Vooral omdat het mijn eerste soloalbum wordt. Ik heb muzikanten kunnen strikken waarvan ik nooit verwacht had dat ze zouden willen meewerken. Daarom kijk ik er extreem hard naar uit. Maar ik wil ook echt de wereld zien. Dat is volgens mij iets wat je als muzikant zeker kan en ook moet doen.”

“De laatste tijd haal ik veel inspiratie uit chef-koks. Hun werkroutine is eigenlijk identiek aan die van een muzikant. We moeten allebei bepaalde basisfundamenten beheersen om bepaalde creaties te maken. Om nog spectaculairder te willen zijn als kok, heb je andere koks nodig. Dat is bij muzikanten ook zo. Ik kijk bijvoorbeeld veel video’s van de Britse kok Marco Pierre White. Hoe zijn handelingen zijn, hoe hij communiceert met zijn collega’s enzovoort.”

“Natuurlijk haal ik ook inspiratie uit de traditionele grote namen in de jazzwereld. Al luister ik tegenwoordig ook vaak pop: vibe-muziek zoals die van Prince of Bruno Mars, bijvoorbeeld. Kendrick Lamar. Alles wat een bepaalde groove heeft, en niet zomaar geprogrammeerd is in een studio. Je hoort echt de input van muzikanten en producers, de kwalitatieve samenwerking. Ik ga echt goed op alle muziek waar bloed, zweet en tranen in zijn gestoken.”

Ik kijk er alvast naar uit om goed te gaan op Egor’s album.

_______

Foto: (c) Mathias Huysmans